Categorie: Overig

  • Is de fietsenmaker aansprakelijk voor uw lekke band?

    Is de fietsenmaker aansprakelijk voor uw lekke band?

    De algemene voorwaarden, het zal eenieder bekend in de oren klinken. Maar wat zijn ze nou precies? Het belang van algemene voorwaarden kan niet genoeg worden benadrukt, in de praktijk maken ze deel uit van zo’n beetje iedere consumentenkoop. Of u nu een nieuwe wasmachine of een treinkaartje bij de NS koopt, u krijgt te maken met algemene voorwaarden. Toch staan maar weinig consumenten stil bij de rechten en plichten die uit dergelijke voorwaarden kunnen voortvloeien. In deze blog ga ik nader in op de werking van algemene voorwaarden en waarom ze zo belangrijk zijn. In latere blogs behandel ik de grijze en zwarte lijst: bepalingen in algemene voorwaarden die verboden kunnen zijn.

    De consument en algemene voorwaarden

    De wetgever heeft in boek zes van het Burgerlijk Wetboek (BW) een hele afdeling aan de algemene voorwaarden gewijd. Artikel 6:231 van het BW noemt ze ‘een of meer bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen (…)’. Het zijn bepalingen die in de regel aan een consumentenkoop hangen, zonder dat ze op de voorgrond treden. Men zou kunnen betogen dat het de minder belangrijke bepalingen zijn, want de wetgever staat niet toe dat er kernbedingen in de algemene voorwaarden worden opgenomen. Ze zijn algemeen van aard en zien niet op één afzonderlijk product. Ook heeft de consument geen invloed op de bepalingen: de koper heeft de voorwaarden te slikken.

    Wanneer u een fiets aanschaft, moet u daarvoor geld betalen. De koopprijs geldt specifiek voor die fiets en is tevens een kernbeding: zonder overeenstemming over de prijs valt immers de hele overeenkomst weg. Ten slotte is er nog wel wat onderhandelingsruimte: ziet u krassen op de fiets? Wellicht kunt u een korting bedingen. Het moge duidelijk zijn, de koopprijs van een fiets kan nooit een algemene voorwaarde zijn.

    Waarom een algemene voorwaarden?

    Dat is anders wanneer de fietsenmaker met u overeenkomt dat hij niet aansprakelijk is voor een eventuele lekke band of bekeuring vanwege fietsen zonder licht. Maar moet de fietsenmaker dat allemaal met u afzonderlijk bespreken? Nee, dat zou omslachtig en weinig efficiënt zijn. Makkelijker is om al die aanvullende bepalingen deel uit te laten maken door middel van een extra, algemene overeenkomst: de algemene voorwaarden. De koper moet de gelegenheid krijgen om de algemene voorwaarden in te zien, alvorens de overeenkomst te sluiten. Algemene voorwaarden kunnen gedeponeerd zijn bij de Kamer van Koophandel. In sommige gevallen volstaat tegenwoordig zelfs een verwijzing naar de website van de verkoper. Als hoofdregel geldt dat de voorwaarden voor de koper altijd op een eenvoudige wijze zijn te bekijken. Is dat niet het geval, kan de rechter bepalen dat de algemene voorwaarden geen deel meer mogen uitmaken van de overeenkomst.

    Koopt u een treinkaartje, dan is het wellicht wat overdreven om vooraf uitgebreid de algemene voorwaarden door te lezen. Bij de aanschaf van een dure wasmachine kan dat al anders zijn. Want vergis u niet: de bepalingen in algemene voorwaarden zijn juridisch net zo afdwingbaar als de koopprijs die u moet voldoen. En hoewel ze algemeen van aard zijn, maken ze deel uit van uw concrete overeenkomst. Meer dan eens staan er echter bepalingen in die op het grensvlak van het toelaatbare zijn (de grijze lijst) of zelfs ronduit verboden zijn (de zwarte lijst). Mag de wasmachinefabrikant iedere aansprakelijkheid uitsluiten, indien de machine het direct na aankoop al begeeft? Absoluut niet! Daarover later meer.

    Heeft u vragen over algemene voorwaarden, of wilt u deze zelf opstellen? Neem dan contact op met een van onze advocaten.

  • Omgang met kleinkind na echtscheiding: de hobbelige weg voor opa en oma

    Omgang met kleinkind na echtscheiding: de hobbelige weg voor opa en oma

    Dat een echtscheiding de nodige impact heeft op ouders en kinderen, behoeft geen nadere toelichting. Maar ook voor opa en oma kan een scheiding de nodige gevolgen hebben. Uit onderzoek van TNS NIPO blijkt dat liefst 53% van de grootouders vindt dat het contact met hun kleinkinderen na de echtscheiding drastisch is veranderd. Ruim 10% van de ondervraagden ziet de kleinkinderen zelfs helemaal niet meer.

    Een omgangsregeling

    Kunnen grootouders de rechter verzoeken om een omgangsregeling met hun kleinkind? Soms wel, maar in de regel gaat dat niet zonder slag of stoot. Er is namelijk, anders dan bij de ouders, geen wettelijk recht voor grootouders op omgang met hun kleinkind. Dat leidt soms tot onwenselijke situaties. Een ex-schoonzoon of -dochter, bij wie het kleinkind na de scheiding gaat wonen, verbreekt bijvoorbeeld uit gevoelens van wrok het contact tussen kleinkind en grootouder. Meer dan eens is de omgang met opa en oma inzet bij de zogenaamde vechtscheiding. En dat terwijl, zo betoogt de rechter, een kleinkind juist erg gebaat kan zijn met een dergelijk contact.

    Toch werd in januari van dit jaar een voorstel van de CDA, om een omgangsregeling voor grootouders wettelijk vast te leggen, afgewezen. Daarmee blijft Nederland achter bij bijvoorbeeld België en Frankrijk, waar dergelijke regelingen wel in de wet zijn opgenomen. Het zou, aldus minister Van der Steur, de juridische situatie alleen maar complexer maken.

    Om als grootouder toch omgang te bewerkstelligen, moet allereerst vast komen te staan dat er een ‘nauwe, persoonlijke betrekking’ met de kleinkinderen is. Dat vereiste vindt haar grondslag in artikel 8 EVRM (Europees Verdrag Rechten van de Mens), waar het recht op family life is vastgelegd. Wanneer er sprake is van family life, ligt aan de concrete omstandigheden van het geval. Een louter biologisch verwantschap volstaat niet, er moet blijken dat er voor de scheiding ook echt omgang en een nauwe vorm van contact tussen grootouder en kleinkind bestond.

    Belang van het kind

    Minstens zo belangrijk is de andere eis die de rechter stelt: omgang bij een scheiding moet altijd in het belang van het kind zijn. Nogmaals, in beginsel acht de rechter het een meerwaarde wanneer er contact bestaat tussen kind en grootouder. Opa en oma kunnen een stabiele factor zijn in roerige tijden. Toch kunnen er talloze redenen zijn om van contact, zeker direct na een echtscheiding, even af te zien. Bijvoorbeeld wanneer het kind behoefte heeft aan rust en omgang met de grootouders voor de nodige emotionele belasting kan zorgen. Tevens kijkt de rechter naar praktische zaken. Als het kind na de scheiding samen met de verzorgende ouder honderden kilometers verderop woont, kan dat al een belemmering vormen. Ten slotte zal een kind ouder dan twaalf jaar in de regel zelf ook een belangrijke stem hebben in een omgangsregeling met opa en oma.

    Om al deze rompslomp te voorkomen, verdient het van harte de aanbeveling om reeds voor de scheiding een omgangsregeling met grootouders op te nemen in het ouderschapsplan. Daarmee ontstaat er voor alle partijen duidelijkheid.

    Onze advocaten kunnen u daarbij helpen. Neem vrijblijvend contact met ons op, indien u hierover meer informatie wenst.

  • Echtscheiding misverstanden over rechten, plichten en de procedure

    Echtscheiding misverstanden over rechten, plichten en de procedure

    Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft berekend dat ongeveer een derde van alle huwelijken in Nederland eindigt in een echtscheiding. Dit maakt het des te belangrijker om te weten wat je rechten en plichten zijn als je geconfronteerd wordt met een echtscheiding. Daarover blijken in de praktijk nogal wat misverstanden te bestaan. Hieronder worden acht van deze misverstanden besproken.

    1. Minderjarige kinderen en echtscheiding? Ouderschapsplan opstellen!

    Als gevolg van het feit dat ongeveer een op de drie huwelijken in Nederland eindigt in een echtscheiding, worden logischerwijze veel kinderen geraakt door een echtscheiding. Indien ouders van minderjarige kinderen willen gaan scheiden, zijn zij in beginsel verplicht om ten overstaan van de rechter een ouderschapsplan te overleggen. In het ouderschapsplan dienen de ouders afspraken vast te leggen omtrent hun kind(eren). Van de verplichting tot het overleggen van een ouderschapsplan kan worden afgeweken, bijvoorbeeld wanneer het voor de ouders redelijkerwijs niet mogelijk is om een ouderschapsplan te overleggen. De rechter zal in deze uitzonderlijke gevallen de echtscheiding uitspreken zonder een ouderschapsplan. Wanneer partijen geen ouderschapsplan hebben overgelegd, terwijl dit voor hen redelijkerwijs niet onmogelijk was, zal de rechter de ouders vragen alsnog een ouderschapsplan op te stellen, dan wel zal hij hiertoe zelf overgaan. Als uitgangspunt geldt namelijk dat, indien dit niet redelijkerwijs onmogelijk is, afspraken omtrent de kinderen moeten worden vastgelegd.

    2. Let op! Alimentatieafspraken kunnen worden gewijzigd!

    Bij een echtscheiding kunnen zowel ten behoeve van de partner als ten behoeve van het kind/de kinderen afspraken worden gemaakt over de alimentatie voor kinderen/of partner. Deze afspraken staan echter niet vast: zij kunnen na echtscheiding op verzoek van een van de partners worden gewijzigd. De rechter kan de alimentatieafspraken vervolgens gewijzigd vaststellen, bijvoorbeeld omdat een van de partners beduidend minder is gaan verdienen. De rechter heeft deze bevoegdheid altijd, ongeacht de afspraken die partijen hieromtrent ten tijde van de echtscheiding hebben gemaakt. Zelfs wanneer partijen zijn overeengekomen dat de alimentatieafspraken niet gewijzigd kunnen worden, kan de rechter na echtscheiding op verzoek van een van de partners alsnog tot wijziging van de alimentatieafspraken overgaan. In dat geval dient de ex-partner die de wijziging verzoekt wel aan te tonen dat er sprake is van zo’n ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat hij/zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het niet-wijzigingsbeding mag worden gehouden (zie hieromtrent o.a. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 28 januari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:261).

    3. Na echtscheiding een levenslang recht op partneralimentatie? Nee!

    Wanneer partners heden ten dagen gaan scheiden, bestaat er geen levenslang recht op partneralimentatie. De partneralimentatieverplichting is in de Wet Limitering Alimentatie beperkt tot maximaal twaalf jaar. Deze termijn wordt verkort in het geval dat het huwelijk van partijen minder dan vijf jaar heeft geduurd en partijen geen minderjarige kinderen hebben. In dat geval wordt de partneralimentatieverplichting in beginsel gelijkgesteld met de duur van het huwelijk. Voor echtscheidingen die vóór 1 juli 1994 zijn uitgesproken, bestaat geen maximum termijn voor wat betreft de partneralimentatieverplichting. Zijn partijen hieromtrent destijds geen termijn overeengekomen, dan geldt de partneralimentatieverplichting in beginsel levenslang.

    4. Voorhuwelijkse schulden: wel of niet mijn pakkie-an?

    Wanneer mensen gaan trouwen en er geen huwelijkse voorwaarden worden opgesteld, komt er een algehele gemeenschap van goederen tot stand. Onder deze gemeenschap vallen zowel alle goederen als alle schulden van de echtgenoten. Daaronder vallen aldus ook de zogenoemde voorhuwelijkse schulden die voor het huwelijk zijn aangegaan. Deze schulden dienen gedurende het huwelijk door de echtgenoten tezamen te worden gedragen. Bij een echtscheiding vindt een ontbinding van de gemeenschap plaats. In dat kader is ieder van de echtgenoten gehouden om bij te dragen in de helft van de schulden, waaronder mede begrepen de voorhuwelijkse schuld van één van hen. Dit kan anders zijn, indien er sprake is van een voorhuwelijkse schuld die aan één van de echtelieden is verknocht. Indien verknochtheid wordt aangenomen, kan de voorhuwelijkse schuld worden toebedeeld aan één van de partners. Opmerking verdient dat verknochtheid slechts in uitzonderlijke gevallen door de rechter zal worden aangenomen. Uitgangspunt blijft derhalve dat ieder van de voormalige partners gehouden is om voor de helft bij te dragen in een voorhuwelijkse schuld.

    5. Na echtscheiding verplicht tot voeren van meisjesnaam? Nee!

    Na echtscheiding zijn partners niet verplicht om hun oorspronkelijke achternaam te gebruiken. De vrouw mag, zonder dat zij daartoe toestemming moet verkrijgen van haar ex-partner, diens achternaam blijven gebruiken. De rechter kan op dit wettelijk recht een uitzondering maken wanneer de ex-partner verzoekt te verbieden dat zijn ex-partner zijn achternaam mag gebruiken.

    6. De rechter heeft de echtscheiding uitgesproken, dus we zijn definitief gescheiden. Nee!

    De echtscheiding is pas definitief zodra de echtscheidingsbeschikking van de rechter is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

    7. Zodra het echtscheidingsverzoek is ingediend, zijn we geen fiscale partners meer. Jawel!

    De indiening van een echtscheidingsverzoek is niet voldoende om een einde te maken aan het fiscale partnerschap. Staan partners ondanks de indiening van een echtscheidingsverzoekschrift nog ingeschreven op hetzelfde adres, dan zijn zij nog steeds fiscale partners van elkaar. Laat één van de partners zich uitschrijven op het adres en is het echtscheidingsverzoekschrift ingediend, dan zijn partijen vanaf dat moment geen fiscale partners meer van elkaar. Vanaf dat moment is het voor de partners mogelijk om op hun eigen inkomen toeslagen aan te vragen.

    8. Als ik bij scheiding uit de woningvertrek, heb ik geen recht meer op hypotheekrenteaftrek. Jawel!

    Hypotheekrente is in beginsel niet meer aftrekbaar voor de partner die de voormalige gezamenlijke woning heeft verlaten. Daarbij is het begrip “duurzaam gescheiden leven” doorslaggevend. Het einde van het fiscale partnerschap tussen partners is hierbij aldus niet van belang. Zodra een partner de voormalige gezamenlijke woning niet meer als hoofdverblijf heeft, kan hij/zij de hypotheekrente in beginsel ook niet meer aftrekken. De Belastingdienst heeft hierop een uitzondering gemaakt. De partner die de woning heeft verlaten mag maximaal twee jaar gebruik maken van de zogenoemde “eigen woningregeling”. Deze regeling houdt in dat de vertrokken partner gedurende maximaal twee jaar de hypotheekrente mag aftrekken. Voorwaarde daarvoor is dat de hypotheekrente wordt voldaan. De hoogte van de hypotheekrenteaftrek is afhankelijk van het eigen aandeel van de partner in de woning en de eigenwoningschuld.

    Contact

  • 10.000 euro van werkgever vergokt, toch geen ontslag op staande voet

    10.000 euro van werkgever vergokt, toch geen ontslag op staande voet

    Een werknemer vergokt via de mobiele telefoon van zijn werkgever ruim 10.000 euro in twee weken. Hij moet het geld terugbetalen, maar het is geen reden voor ontslag op staande voet, oordeelt de rechter.

    Een werknemer die in het verleden al eens is behandeld voor een gokverslaving, meldt zich op 8 november 2013 bij zijn werkgever. Hij heeft met de mobiele telefoon van het werk gegokt en daarmee forse telefoonkosten veroorzaakt. Op 18 november meldt hij zich ziek: hij heeft zich laten opnemen in een verslavingskliniek. In de tussentijd heeft hij nog een kleine 10.000 keer het goknummer gebeld en daarmee ruim 11.000 euro aan kosten veroorzaakt. Daartegenover heeft hij 5.000 euro gewonnen en dat maakt de schadepost 6.000 euro. Dit meldt hij schriftelijk bij zijn werkgever. Hij geeft ook aan dat inhouding op het salaris bij een hoog bedrag als dit niet werkt en dat hij het bedrag in een een aantal termijnen zal terugbetalen. Hij biedt ook zijn excuses aan voor het geschonden vertrouwen.

    Ontslag op staande voet

    De werkgever schorst de werknemer voor twee weken en schort vanaf 1 november de loonbetaling op. Eind december 2013 onderhandelen ze – zonder resultaat – over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Op 14 januari 2014 verklaart de bedrijfsarts dat de werknemer voor 32 uur per week arbeidsgeschikt is. Op 15 januari ontslaat de werkgever de werknemer alsnog op staande voet.

    Een verzekeringsarts oordeelt in een deskundigenoordeel van 4 februari dat de werknemer per 14 januari arbeidsongeschikt was en een intensieve behandeling nodig heeft voor zijn gokverslaving.

    Bij de rechter

    In een ontbindingsprocedure is de arbeidsovereenkomst voor zover die nog bestond ontbonden per 10 maart 2014. In dit kort geding vraagt de werknemer om wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn salaris. De werkgever vraagt om de werknemer te veroordelen tot het terugbetalen van de telefoonkosten en het betalen van een gefixeerde schadevergoeding. Het gebruik van de telefoon van de werkgever voor het gokken was een onrechtmatige daad en de werknemer is aansprakelijk voor de schade. Daarnaast is de werknemer schadeplichtig omdat hij de werkgever een dringende reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet.

    Het oordeel

    De rechter stelt vast dat het oneigenlijke gebruik van de telefoon inderdaad een onrechtmatige daad is. Die schade kan ook aan de werknemer worden toegerekend, ook al hebben de handelingen onder invloed van de gokverslaving plaatsgevonden. De werknemer moet de vergokte bedragen terugbetalen.

    Ontslag: gedrag niet verwijtbaar

    Voor wat betreft het ontslag op staande voet valt het oordeel anders uit. De werknemer was zodanig onder invloed van zijn verslaving dat het gedrag hem niet verweten kan worden. Dit oordeel wordt ondersteund door het oordeel van de verzekeringsarts over de arbeidsongeschiktheid en de behandeling voor de verslaving.

    Ontslag niet onverwijld

    Het ontslag is ook niet onverwijld gegeven. De werkgever gaf aan eerst te hebben gewacht op de factuur waarmee de definitieve omvang van de schade kon worden vastgesteld. De rechter vindt dat een brief van de telefoonprovider voldoende inzicht gaf in de schade. Het ontslag op staande voet wordt niet rechtsgeldig geacht.

    De werknemer wordt veroordeeld tot het terugbetalen van ruim 11.000 euro aan kosten, onder aftrek van het niet-uitbetaalde loon over de periode van 1 november 2013 tot 10 maart 2014.

    Contact

  • Minister Asscher treft overgangsregeling voor de transitievergoeding

    Minister Asscher treft overgangsregeling voor de transitievergoeding

    Er komt een overgangsregeling voor de transitievergoeding om te voorkomen dat tijdelijke werknemers, zoals seizoenswerkers in de horeca, recreatie en tuinbouwsector niet opnieuw ingehuurd worden en werkgevers met andere tijdelijke werknemers aan de slag gaan. Vanaf 1 juli 2015 hebben tijdelijke werknemers recht op een transitievergoeding als na ten minste twee jaar de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd door de werkgever. De hoogte daarvan wordt in het oorspronkelijke voorstel bepaald door de gewerkte periodes van voor 1 juli 2015.

    Door de overgangsregeling telt straks alleen nog het arbeidsverleden van tijdelijke krachten vanaf 1 juli 2012 – met een onderbreking korter dan zes maanden – mee voor de transitievergoeding. Zo wordt voorkomen dat werkgevers door de opbouw van de transitievergoeding werknemers niet meer aannemen. Tijdelijke arbeidsovereenkomsten van voor 1 juli 2012 tellen alleen mee met een onderbreking van ten hoogste drie maanden. Dat sluit aan ook bij het overgangsrecht voor de ketenbepaling.

    Het belang

    Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schrijft dat vandaag in een brief aan de Tweede Kamer. Asscher vindt het in deze gevallen belangrijk dat werknemers hun werk kunnen houden in plaats van dat ze aan de kant komen te staan, vaak ook nog zonder vergoeding.

    De transitievergoeding

    Verder wordt geregeld dat de transitievergoeding niet direct betaald hoeft te worden als de werkgever de werknemer de garantie biedt dat hij of zij binnen zes maanden weer aan de slag kan. Hiermee wordt voorkomen dat een werkgever na 1 juli 2015 meteen na afloop van een tijdelijk contract een transitievergoeding verschuldigd zal zijn.

    Als een tijdelijke werknemer binnen maximaal zes maanden na het aflopen van zijn tijdelijk contract een vast contract krijgt dat ingaat op of na 1 juli 2015, telt ook de periode tussen 1 juli 2012 en 1 juli 2015 alleen mee als tijdelijke arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met een periode van maximaal drie maanden. In ruil daarvoor krijgt de werknemer dan de zekerheid van een vast contract.

    De vergoeding

    De vergoeding bedraagt in de eerste tien jaar een derde maandsalaris per dienstjaar en daarna een half maandsalaris per dienstjaar. De vergoeding is bedoeld voor scholing en/of om over te stappen naar een ander werk. De transitievergoeding is onderdeel van de WWZ en met werkgevers en vakbonden afgesproken in het sociaal akkoord van april 2013. Afgelopen jaar is de WWZ door de Tweede en Eerste Kamer aanvaard.

    Contact

  • Grote toekomstplannen voor bijzondere curator in vechtscheidingen

    Grote toekomstplannen voor bijzondere curator in vechtscheidingen

    De ‘bijzondere curator’ in vechtscheidingszaken staat volop in de schijnwerpers. Kinderen hebben in dergelijke procedures dringend behoefte aan iemand die hun stem doet gelden, klinkt vanuit de rechtspraktijk. Maar moet die bijzondere curator wel altijd een advocaat zijn? En wat voor kwaliteitseisen zijn nodig? Er zijn meerdere initiatieven gestart die antwoord op die vragen moeten geven.

    Uw kind voorop

    Kinderombudsman Marc Dullaert dringt er al jaren op aan dat rechters in vechtscheidingszaken, en andere zaken waarin kinderen de dupe dreigen te worden, een bijzondere curator benoemen die uitsluitend opkomt voor het kind bij een scheiding. Dullaert: “Het bijzondere curatorschap is al een aantal jaren in de wet verankerd, maar werd tot voor kort niet ingezet bij vechtscheidingszaken.” Sinds in 2014 zijn rapport ‘Bijzondere curator, een lot uit de loterij?’ verscheen gebeurt dit wel. “Maar nog steeds worden bijzondere curatoren in dergelijke zaken te weinig benoemd”, vindt Dullaert. “Landelijk zijn er slechts een paar honderd benoemingen per jaar, terwijl er wel 3.500 vechtscheidingen zijn. Daarbij moet je je realiseren dat kinderen zelf geen toegang tot het recht hebben. Ze kunnen alleen een brief aan de rechter schrijven of een verzoek doen om gehoord te worden, meer niet. Gelukkig krijgt het bijzondere curatorschap nu veel aandacht.”

    De rechtbank Zeeland-West-Brabant is onlangs in Breda een pilot begonnen met de inzet van psychologen en orthopedagogen als bijzondere curator. De verwachting van de Raad voor Rechtsbijstand en het ministerie van Veiligheid en Justitie, die deze pilot bekostigen, is dat gedragsdeskundigen zeer geschikt zijn voor deze rol in vechtscheidingszaken. Tot nu toe werden vooral advocaten benoemd, omdat dat op toevoegingsbasis kan en de Raad voor Rechtsbijstand dan de kosten vergoedt. Voor gedragswetenschappers geldt dat nu nog niet, tenzij zij als mediator op de lijst van de Raad staan. Hoe de bekostiging in de toekomst zal gaan, moet nog worden vastgesteld.

    Initiatieven

    Initiatiefnemer van de proef is Cees van Leuven, raadsheer bij het hof ’s-Hertogenbosch: “Het gaat hier om een ontwikkeling die niet meer te stuiten is. Er bestaat onder rechters al jaren een grote behoefte om ook gedragsdeskundigen te kunnen benoemen. Gedragsdeskundigen zijn bij uitstek geschikt om de behoeften van het kind te verwoorden en invloed op ouders uit te oefenen.”

    Er zijn ook andere initiatieven. De Vereniging Familierecht en Erfrecht Advocaten Scheidingsmediators (vFAS) start binnenkort met een speciale opleiding voor bijzondere curatoren in vechtscheidingszaken. Ook de Universiteit Leiden biedt een dergelijke opleiding aan. Rob van Coolwijk, voorzitter van de vFAS: “Tot nu toe was het nogal willekeurig wie er op de lijst van bijzondere curatoren in vechtscheidingszaken werd geplaatst. Dat wil niet zeggen dat deze bijzondere curatoren niet goed functioneerden, maar het werd wel tijd voor duidelijke criteria. Een kwalitatief goede bijzondere curator mag geen lot uit de loterij zijn.”

    vFAS-opleiding

    Van Coolwijk legt uit dat de vFAS toe wil naar een opleiding die wordt afgesloten met een examen. In de opleiding komen juridische, maar juist ook niet-juridische vaardigheden aan bod. Ook voor gedragsdeskundigen komt er een opleiding met examen. Niet bij de vFAS, want die opleiding kan alleen worden gevolgd door haar eigen leden en staat daarom per definitie alleen open voor advocaten en mediators. De gedragsdeskundigen krijgen in de opleiding juist juridische vaardigheden aangereikt. Van Coolwijk: “Uiteindelijk komt er voor elke bijzondere curator een proeve van bekwaamheid, advocaat of niet-advocaat. Aanstaande donderdag vindt een groot overleg plaats tussen onder meer rechtbanken, hoven, het Landelijk Overleg Vakinhoud Familie- en Jeugdrecht (LOVG) en de vFAS. Wij zullen dan de toekomst van de bijzondere curator verder bespreken.”

    Nelleke Boelhouwer is advocaat familierecht bij Gerritse Poelman Advocaten in Tilburg en heeft zich ingeschreven voor de nieuwe vFAS-opleiding. Zij kan zich voorstellen dat het in bepaalde gevallen nuttig is om niet een advocaat, maar een gedragsdeskundige als bijzondere curator te benoemen: “Ik merk dat het als advocaat in de rol van bijzonder curator soms lastig kan zijn om ouders te overtuigen. Als je advocaat bent zijn ze wel eens geneigd om te denken dat je partijdig bent. Ouders zitten zo vast in hun eigen strijd en hun eigen gelijk. Ook is het voor een advocaat lastiger om pedagogische argumenten goed over het voetlicht te brengen dan dat voor een gedragsdeskundige zal zijn.”

    Van Leuven had liever gezien dat de opleidingen pas van start waren gegaan als de pilot met de gedragsdeskundigen was afgerond: “Dan pas weten we wat de exacte opleidingsbehoeften zijn. Nu kunnen we nog niet overzien wie er op de lijst met bijzondere curatoren zouden moeten staan en waaraan zij zouden moeten voldoen.”

    Meer mogelijkheden

    Kinderombudsman Dullaert neemt alvast de vlucht naar voren en ziet nog meer mogelijkheden om de positie van kinderen te verstevigen: “Uiteindelijk zou de combinatie van de aanstelling van een bijzondere curator met een zogenaamde ‘regierechter’ het meest ideaal zijn in een vechtscheidingszaak. Daar wordt op dit moment ook een pilot mee gehouden, bij de rechtbank Den Haag. Deze regierechter behandelt een zaak van begin tot eind en kent de situatie van partijen dus door en door. Ook wordt een maximum aantal zittingen vastgesteld. In een vechtscheidingszaak is dat ideaal, omdat ouders dan niet eindeloos door kunnen procederen, ten koste van het kind.”

    Contact

  • Help, de huurbaas op de stoep!

    Help, de huurbaas op de stoep!

    Geschreven door mr. Vivianne Coppus

    Rekeningen niet meer kunnen betalen, het is voor veel mensen helaas een harde realiteit. Aanmaningen verdwijnen, in de regel ongeopend, in een doos onder bed. De problemen verdwijnen daar natuurlijk niet mee. Integendeel, het betekent vaak een vicieuze cirkel waar het maar moeilijk uitkomen is. Eén van de grootste maandelijkse kostenposten is de huur. Wat nu als u die huur niet meer betalen? En dat meerdere maanden lang? Kan een huurbaas dan de huur opzeggen, moet u uw huis verlaten?

    Ja, het kan. Maar dan moet u het als huurder wel erg bont maken. In de wet staat niet expliciet wanneer dat is, dat oordeel wordt overgelaten aan de rechter. Uit de talloze rechtszaken over dit onderwerp zijn richtlijnen voortgekomen waar rechters zich bijna altijd aan houden. Allereerst geldt de drie-maanden-drempel. Een betalingsachterstand van minder dan drie maanden kan nooit leiden tot een beëindiging van de huurovereenkomst, tenzij er nog andere, aanvullende bezwaren spelen. En ook met een huurachterstand van meer dan drie maanden is het lang niet altijd een uitgemaakte zaak. Een woningbouwcorporatie, die meestal voorziet in een aanbod van sociale huurwoningen, moet bijvoorbeeld extra coulant zijn. Hun doelgroep bestaat immers uit mensen met weinig geld. Verhuurders in de particuliere sector zullen ook rekening moeten houden met zwaarwegende, persoonlijke omstandigheden van een huurder, zei het in mindere mate.

    Ten slotte moet de verhuurder als het even kan akkoord gaan met een betalingsregeling. Zeker als het de eerste keer is. Laat natuurlijk onverlet dat aan het einde van de rit de huur wel betaald moet worden.

    Heeft u een huurachterstand? Onze specialisten, o.a. gespecialiseerd in huurrecht, kunnen u verder helpen. Laat u niet afschrikken door dreigende taal van de verhuurder, vaak is er nog veel mogelijk.

    Contact

  • Heb ik recht op bijstand?

    Heb ik recht op bijstand?

    Geschreven door mr. René Menting

    Uit cijfers van het Centraal Bureau Statistiek blijkt dat bijna een half miljoen inwoners van Nederland in 2015 een bijstandsuitkering ontvingen. Daarmee is het verreweg de meest verstrekte uitkeringsvorm in Nederland. Bijstand, wanneer heeft u er recht op?

    Nederland heeft een vergaand stelsel van sociale zekerheid, waarop de bijstandsuitkering het sluitstuk vormt. Het is een vangnet, om te zorgen dat men zonder enige vorm van inkomen toch overeind kunnen blijven in de maatschappij. Het is ook de uitkering met de minste lusten (op dit moment schommelt de gemiddelde bijstandsuitkering op 900-1200 euro per maand, inclusief toeslagen) en de meeste lasten (denk alleen al aan de sollicitatieplicht en meldplicht).

    Inkomen en bezit

    Om aanspraak te maken op een bijstandsuitkering moet vast komen te staan dat u heel krap zit. U heeft geen werk, of werkt slechts een inkomen onder de € 900,00 – € 1.200,00. Als u samenwoont wordt het inkomen van partner meegeteld. Ten slotte, en dat blijkt regelmatig een valkuil te zijn, heeft u ook amper eigen vermogen. Mocht blijkt dat u duizenden euro’s (voor de alleenstaande bijna € 6.000,00 en voor een stel of alleenstaande ouder € 11.000,00) op de spaarrekening heeft staan, wordt uw aanvraag voor een bijstandsuitkering hoogstwaarschijnlijk geweigerd. Heeft u een dure Audi voor de deur, kan de gemeente van u eisen dat u deze eerst verkoopt.

    Werkloos

    De zzp’er die langere tijd geen klussen heeft, de vrouw die na echtscheiding amper nog inkomen ontvangt: het zijn de scenario’s waarbij de bijstandsuitkering soelaas kan bieden. Ook wanneer u op staande voet ontslagen wordt, en daarom geen recht hebt op een werkloosheidsuitkering, kunt u een beroep op de bijstand doen. Let wel, vaak krijgt u dan wel een aanvullende strafmaatregel opgelegd. Dat kan bijvoorbeeld een korting op de hoogte van uw uitkering zijn.

    Van u wordt ten slotte niet vereist dat u de Nederlandse nationaliteit heeft. Een rechtmatige inschrijving op een adres in Nederland is voldoende. Bent u daarentegen wel Nederlands, maar staat u niet ingeschreven op een adres, heeft u geen recht op bijstand. Dat geldt overigens ten slotte ook als u jonger bent dan 18 jaar.

    De aanvraag

    De aanvraag voor bijstand gaat via de gemeente. Tegenwoordig gebeurt dat digitaal, waarna een intakegesprek bij de gemeente plaatsvindt. Indien u problemen ondervindt met de aanvraag, of een afwijzing van de gemeente ontvangt, kunt u vrijblijvend met ons contact opnemen voor advies.

    Contact