Blog

  • Een abonnement voor altijd?

    Een abonnement voor altijd?

    Zonder het vaak goed en wel te beseffen sluiten we in het dagelijks leven tal van duurovereenkomsten af. De krant die elke morgen op de deurmat ligt, een telefoonabonnement, de mogelijkheid om thuis te internetten: het zijn allemaal overeenkomsten voor de lange termijn. Hoe lang? Dat ligt eraan. Om te voorkomen dat u niet voor altijd aan een abonnement gebonden zit, heeft de wetgever grenzen gesteld aan de duurovereenkomst.

    Kranten en tijdschriften

    In de wet wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten duurovereenkomsten. Voor een abonnement op een krant of tijdschrift spreekt u met de uitgever in de regel een bepaalde, afgebakende tijd af. Zo kunt u zich bijvoorbeeld voor twee jaar op de Volkskrant abonneren. Voor een vast bedrag per maand (uw prestatie) ontvangt u dagelijks de krant (de prestatie van de Volkskrant). Tussentijds opzeggen is – enkele uitzonderingen daargelaten – niet mogelijk. Ook als u bent uitgekeken op de krant dient u de afgesproken periode van twee jaar uit te zitten.

    Hoewel na die tijd de prestaties van beide partijen komen te vervallen, kan de Volkskrant uw abonnement voor maximaal drie maanden stilzwijgend verlengen. Zolang u de krant ontvangt, bent u verplicht hiervoor te betalen. De uitgever mag in de periode een opzegtermijn van maximaal één maand hanteren. Ten slotte dient het de vermelding dat proefabonnementen nooit stilzwijgend mogen verlengd. Na de afgesproken proefperiode stopt het abonnement vanzelf.

    Natuurlijk kunt u na de eerste abonnementsperiode ook afspreken met de uitgever om een contract voor onbepaalde tijd aan te gaan. U heeft dan een opzegtermijn van één maand.

    Telefoon, internet, televisie

    Anders ligt het bij een abonnement voor televisie, internet of telefoon. Die sluit u in beginsel bijna altijd voor een periode van één of twee jaar. Als u na deze periode niet uitdrukkelijk opzegt, wordt de duurovereenkomst automatisch omgezet in een contract voor onbepaalde tijd. Anders dan bij een krant of tijdschrift is uw toestemming daarvoor niet vereist. Dat betekent overigens niet dat u voor altijd aan het abonnement vastzit, na die één of twee jaar geldt altijd een opzegtermijn van een maand. Dat is een harde eis, waarvan de aanbieder van de dienst niet mag afwijken. Overigens is ook bij deze vorm van duurovereenkomst in de eerste periode tussentijdse opzegging niet mogelijk.

    Heeft u vragen over uw abonnement, of wilt u deze opzeggen? Neem dan vrijblijvend contact op.

  • Verrekening van alimentatie, mag dat?

    Verrekening van alimentatie, mag dat?

    Indien u gaat scheiden van uw partner kan het voorkomen dat u alimentatie moet betalen. Dat kan partneralimentatie zijn, indien uw inkomen substantieel hoger is dan dat van uw ex-partner. Wanneer uw kinderen na de scheiding bij uw ex-partner hun hoofdverblijf hebben, komt daar veelal de kinderalimentatie bovenop. Al met al kan de alimentatie maandelijks een flinke kostenpost zijn. Wat nu als u nog een vordering op uw ex-partner heeft, mag u deze dan verrekenen met uw alimentatieverplichting?

    Alimentatie in ruil voor een auto

    Deze vraag stond onlangs centraal bij de rechtbank in Den Bosch. Een man hield alimentatie in, omdat zijn ex-vrouw de voorheen gezamenlijke auto had toegeëigend. De man meende dat hij daarom recht had op enkele duizenden euro’s – de helft van de dagwaarde van de auto – en compenseerde dat door minder alimentatie aan zijn ex-vrouw te betalen.

    De rechtbank oordeelde dat deze manier van verrekening niet toegestaan is. In de wet staat namelijk dat alleen vergelijkbare vorderingen tegen elkaar weggestreept mogen worden. Daarvan was in dit geval, zo betoogde de rechter, geen sprake. Daarnaast oordeelde de rechter dat de alimentatieverplichting belangrijker weegt dan de schuld van de vrouw. Alimentatie is immers bedoeld om maandelijkse kosten in het levensonderhoud te dekken.

    De rechter stelde ten slotte dat een dergelijke vorm van verrekening wel toegestaan zou zijn, indien de vrouw daarmee ook zou instemmen. Omdat hier sprake is van aanvullend recht – dus regels die pas in werking treden als de partijen zelf geen afspraken hebben gemaakt – is het toegestaan dat de ex-partners een afwijkende regeling overeenkomen.

    Beslag op inkomen

    Staat de man nu volledig met lege handen? Dat niet. Hij kan een deurwaarder inschakelen of zijn vordering aan de rechter voorleggen. Met een vonnis van de rechter is het bijvoorbeeld mogelijk om beslag op het inkomen van de ex-partner te leggen. Echter moet ook dan weer rekening worden gehouden met de beslagvrije voet: het deel van het inkomen waarop geen beslag mag worden gelegd om het bestaansminimum te waarborgen. Het incasseren van de schuld kan daardoor een gecompliceerde en tijdrovende kwestie worden.

    Heeft u een geschil over betaling of het ontvangen van alimentatie, neem dan vrijblijvend contact op met mr. A. (Aniek) Hollman.

    Download whitepaper over mediation

    Wilt u meer informatie over het oplossen van conflicten door bemiddeling? Download dan onze handige whitepaper waarin we u alles daarover vertellen.

  • Algemene voorwaarden: 14 tinten grijs

    Algemene voorwaarden: 14 tinten grijs

    In een eerdere blog benadrukte ik al dat het belang van algemene voorwaarden bij een consumentenkoop niet te onderschatten is. Ook gaf ik toen kort aan dat lang niet alle bepalingen in dergelijke voorwaarden zomaar rechtsgeldig zijn. In voorkomende gevallen worden er bedingen opgenomen die ronduit in strijd zijn met het recht, de zogenaamde zwarte lijst. Vaker is er sprake van een schemergebied: een beding kan in strijd zijn met het recht, maar is dat niet perse. Dat is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.

    Deze bedingen zijn ondergebracht in de grijze lijst, te vinden in artikel 6:237 van het Burgerlijk Wetboek. In dat artikel staan 14 grijze bedingen. Bepalingen, zo staat te lezen in de aanhef van artikel 6:237, waarvan wordt vermoed dat ze onredelijk bezwarend zijn voor de wederpartij – in de regel de koper. Het is aan de gebruiker van de algemene voorwaarden – in de regel de verkoper – om aan te tonen dat er geen onredelijk nadeel voor de wederpartij bestaat. De bewijslast ligt dus nadrukkelijk bij de verkoper, de koper hoeft zich alleen maar te beroepen op een van de bepalingen uit de lijst.

    De grijze schemerzone

    Maar welke bepalingen bevinden zich nu in die grijze schemerzone? Als voorbeeld pakken we artikel 6:237 sub e, dat ziet op een beding dat ‘de gebruiker een ongebruikelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn voor de nakoming geeft’. Wanneer een webshop van boeken en cd’s een levertijd van twee maanden hanteert, begeeft deze zich overduidelijk op een grijs gebied. Zo kan een consument, die anderhalve maand na aankoop zijn boek of cd nog niet heeft ontvangen, naar alle waarschijnlijkheid afzien van de koopovereenkomst. Als de webshop zich verweert met een verwijzing naar de algemene voorwaarden – ‘wij leveren uiterlijk binnen twee maanden’ – kan de koper op zijn beurt een beroep doen op artikel 6:237 sub e. Daarmee komt die bepaling uit de algemene voorwaarden buitenspel te staan. Het is vervolgens aan de webshop om aan te tonen dat die twee maanden wachten niet onredelijk bezwarend zijn voor de koper.

    Dat is overigens geen kansloze missie, blijkt uit rechtspraak. Zo oordeelde de rechter al eens dat een tussenverkoper soepelere levertijden mag hanteren. Een tussenverkoper is immers op haar beurt ook weer afhankelijk van een leverancier. Dat geldt helemaal in het geval van specialistische zaken. Terug naar het voorbeeld. Wanneer de webshop geen boeken of cd’s maar zeldzame, unieke sieraden – geïmporteerd uit Zuid-Amerika – zou verkopen, kan een levertijd van twee maanden toch rechtmatig zijn. Want, zo betoogde de rechter, de koper moet er rekening mee houden dat een verkoper dergelijke zeldzame zaken niet altijd op voorraad heeft.

    Voorbeelden van grijze bepalingen:

    • Een opzegtermijn voor de wederpartij die langer is dan de eigen opzegtermijn (artikel 6:237 sub l)
    • Een beding waarmee de verkoper zonder opgaaf van reden onder de overeenkomst uitkomt (artikel 6:237 sub d)
    • Een bepaling die de verkoper het recht geeft af te wijken van eerder gemaakte afspraken (artikel 6:237 sub c)

    Een succesvol beroep op artikel 6:237 resulteert in vernietiging van de betreffende bepaling van de algemene voorwaarden. Dat betekent dat die concrete bepaling geacht wordt nooit te hebben bestaan en geen enkele werking heeft. De verkoper kan zich er niet meer op beroepen. Let op, de algemene voorwaarden blijven voor het overige gewoon intact en rechtsgeldig!

    Heeft u hierover meer vragen, neem dan vrijblijvend contact op met een van onze specialisten.

  • Ontslag op staande voet: weg baan, weg uitkering

    Ontslag op staande voet: weg baan, weg uitkering

    De vakkenvuller die een rol drop in zijn broekzak stopt, de heftruckchauffeur die met een borrel teveel op achter het stuur klimt, de barman die structureel een half uur te laat op het werk komt: allemaal zouden ze op staande voet ontslagen kunnen worden. Het is zonder meer de meest vervelende vorm van ontslag, de werknemer verliest behalve zijn baan ook in een klap alle uitkeringsrechten. Geen wonder dus dat een ontslag op staande voet bijna altijd wordt aangevochten.

    Wanneer mag een baas zijn werknemer op staande voet – dus met directe ingang – ontslaan? De artikelen 7:677 tot en met 6:679 van het Burgerlijk Wetboek geven aanknopingspunten. Belangrijkste grondslag: er moet sprake zijn van een dringende reden. Een vrije algemene term, die in de loop der jaren in de rechtspraak verder is uitgekristalliseerd. Inmiddels gelden er zeven gangbare ‘dringende redenen’, te zien in onderstaande lijst. Let op, dit is geen uitputtende lijst!

    1. De werknemer is voortdurend dronken op het werk.
    2. De werknemer pleegt diefstal of een ander misdrijf jegens de werkgever.
    3. De werknemer is gewelddadig op het werk.
    4. De werknemer pleegt (een poging tot) ontucht op het werk.
    5. Er is sprake van een roekeloze gevaarzetting door de werknemer waarmee eigendommen of mensenlevens in gevaar worden gebracht.
    6. De werknemer weigert hardnekkig om redelijke opdrachten van de werkgever uit te voeren.
    7. De werknemer blijkt de benodigde diploma’s niet te hebben, of heeft fraude of valsheid in geschrifte gepleegd om in dienst te worden genomen.

    Wanneer een werkgever meent dat er een dringende reden voor ontslag bestaat, moet hij deze onmiddellijk mededelen aan de werknemer. Dat is een harde eis: wanneer een baas ziet hoe iemand van het personeel een greep in de kas doet, kan hij deze niet pas een week later op staande voet ontslaan. Ongeacht dat de grondslag er evident wél is. Met dit vereiste hoopt de wetgever onnodige onzekerheid en onduidelijkheid bij personeel te voorkomen.

    Een ontslag op staande voet is behoorlijk ingrijpend. Niet alleen verliest een werknemer van de een op de andere dag zijn baan, ook komen alle opgebouwde WW-rechten te vervallen. Wat resteert is een beroep op een bijstandsuitkering, die vaak ook nog eens gepaard gaat met een strafmaatregel. Het verdient dus de aanbeveling om direct na een ontslag op staande voet – en ieder geval binnen de wettelijke termijn van twee maanden – actie te ondernemen. Zelfs als een terugkeer naar de voormalige werkgever niet langer tot de mogelijkheden behoort, zijn juridische stappen vaak zinvol. Zo is het in veel gevallen mogelijk om met de voormalig werkgever tot een beëindigingsovereenkomst te komen, ter vervanging voor het ontslag op staande voet. Groot voordeel hiervan is dat het UWV niet langer uitgaat van verwijtbare werkloosheid, waarmee alsnog een recht op een WW-uitkering bestaat.

    Bent u op staande voet ontslagen? Neem dan contact met ons op, wij helpen u graag verder.

    Contact

  • Is de fietsenmaker aansprakelijk voor uw lekke band?

    Is de fietsenmaker aansprakelijk voor uw lekke band?

    De algemene voorwaarden, het zal eenieder bekend in de oren klinken. Maar wat zijn ze nou precies? Het belang van algemene voorwaarden kan niet genoeg worden benadrukt, in de praktijk maken ze deel uit van zo’n beetje iedere consumentenkoop. Of u nu een nieuwe wasmachine of een treinkaartje bij de NS koopt, u krijgt te maken met algemene voorwaarden. Toch staan maar weinig consumenten stil bij de rechten en plichten die uit dergelijke voorwaarden kunnen voortvloeien. In deze blog ga ik nader in op de werking van algemene voorwaarden en waarom ze zo belangrijk zijn. In latere blogs behandel ik de grijze en zwarte lijst: bepalingen in algemene voorwaarden die verboden kunnen zijn.

    De consument en algemene voorwaarden

    De wetgever heeft in boek zes van het Burgerlijk Wetboek (BW) een hele afdeling aan de algemene voorwaarden gewijd. Artikel 6:231 van het BW noemt ze ‘een of meer bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen (…)’. Het zijn bepalingen die in de regel aan een consumentenkoop hangen, zonder dat ze op de voorgrond treden. Men zou kunnen betogen dat het de minder belangrijke bepalingen zijn, want de wetgever staat niet toe dat er kernbedingen in de algemene voorwaarden worden opgenomen. Ze zijn algemeen van aard en zien niet op één afzonderlijk product. Ook heeft de consument geen invloed op de bepalingen: de koper heeft de voorwaarden te slikken.

    Wanneer u een fiets aanschaft, moet u daarvoor geld betalen. De koopprijs geldt specifiek voor die fiets en is tevens een kernbeding: zonder overeenstemming over de prijs valt immers de hele overeenkomst weg. Ten slotte is er nog wel wat onderhandelingsruimte: ziet u krassen op de fiets? Wellicht kunt u een korting bedingen. Het moge duidelijk zijn, de koopprijs van een fiets kan nooit een algemene voorwaarde zijn.

    Waarom een algemene voorwaarden?

    Dat is anders wanneer de fietsenmaker met u overeenkomt dat hij niet aansprakelijk is voor een eventuele lekke band of bekeuring vanwege fietsen zonder licht. Maar moet de fietsenmaker dat allemaal met u afzonderlijk bespreken? Nee, dat zou omslachtig en weinig efficiënt zijn. Makkelijker is om al die aanvullende bepalingen deel uit te laten maken door middel van een extra, algemene overeenkomst: de algemene voorwaarden. De koper moet de gelegenheid krijgen om de algemene voorwaarden in te zien, alvorens de overeenkomst te sluiten. Algemene voorwaarden kunnen gedeponeerd zijn bij de Kamer van Koophandel. In sommige gevallen volstaat tegenwoordig zelfs een verwijzing naar de website van de verkoper. Als hoofdregel geldt dat de voorwaarden voor de koper altijd op een eenvoudige wijze zijn te bekijken. Is dat niet het geval, kan de rechter bepalen dat de algemene voorwaarden geen deel meer mogen uitmaken van de overeenkomst.

    Koopt u een treinkaartje, dan is het wellicht wat overdreven om vooraf uitgebreid de algemene voorwaarden door te lezen. Bij de aanschaf van een dure wasmachine kan dat al anders zijn. Want vergis u niet: de bepalingen in algemene voorwaarden zijn juridisch net zo afdwingbaar als de koopprijs die u moet voldoen. En hoewel ze algemeen van aard zijn, maken ze deel uit van uw concrete overeenkomst. Meer dan eens staan er echter bepalingen in die op het grensvlak van het toelaatbare zijn (de grijze lijst) of zelfs ronduit verboden zijn (de zwarte lijst). Mag de wasmachinefabrikant iedere aansprakelijkheid uitsluiten, indien de machine het direct na aankoop al begeeft? Absoluut niet! Daarover later meer.

    Heeft u vragen over algemene voorwaarden, of wilt u deze zelf opstellen? Neem dan contact op met een van onze advocaten.

  • Omgang met kleinkind na echtscheiding: de hobbelige weg voor opa en oma

    Omgang met kleinkind na echtscheiding: de hobbelige weg voor opa en oma

    Dat een echtscheiding de nodige impact heeft op ouders en kinderen, behoeft geen nadere toelichting. Maar ook voor opa en oma kan een scheiding de nodige gevolgen hebben. Uit onderzoek van TNS NIPO blijkt dat liefst 53% van de grootouders vindt dat het contact met hun kleinkinderen na de echtscheiding drastisch is veranderd. Ruim 10% van de ondervraagden ziet de kleinkinderen zelfs helemaal niet meer.

    Een omgangsregeling

    Kunnen grootouders de rechter verzoeken om een omgangsregeling met hun kleinkind? Soms wel, maar in de regel gaat dat niet zonder slag of stoot. Er is namelijk, anders dan bij de ouders, geen wettelijk recht voor grootouders op omgang met hun kleinkind. Dat leidt soms tot onwenselijke situaties. Een ex-schoonzoon of -dochter, bij wie het kleinkind na de scheiding gaat wonen, verbreekt bijvoorbeeld uit gevoelens van wrok het contact tussen kleinkind en grootouder. Meer dan eens is de omgang met opa en oma inzet bij de zogenaamde vechtscheiding. En dat terwijl, zo betoogt de rechter, een kleinkind juist erg gebaat kan zijn met een dergelijk contact.

    Toch werd in januari van dit jaar een voorstel van de CDA, om een omgangsregeling voor grootouders wettelijk vast te leggen, afgewezen. Daarmee blijft Nederland achter bij bijvoorbeeld België en Frankrijk, waar dergelijke regelingen wel in de wet zijn opgenomen. Het zou, aldus minister Van der Steur, de juridische situatie alleen maar complexer maken.

    Om als grootouder toch omgang te bewerkstelligen, moet allereerst vast komen te staan dat er een ‘nauwe, persoonlijke betrekking’ met de kleinkinderen is. Dat vereiste vindt haar grondslag in artikel 8 EVRM (Europees Verdrag Rechten van de Mens), waar het recht op family life is vastgelegd. Wanneer er sprake is van family life, ligt aan de concrete omstandigheden van het geval. Een louter biologisch verwantschap volstaat niet, er moet blijken dat er voor de scheiding ook echt omgang en een nauwe vorm van contact tussen grootouder en kleinkind bestond.

    Belang van het kind

    Minstens zo belangrijk is de andere eis die de rechter stelt: omgang bij een scheiding moet altijd in het belang van het kind zijn. Nogmaals, in beginsel acht de rechter het een meerwaarde wanneer er contact bestaat tussen kind en grootouder. Opa en oma kunnen een stabiele factor zijn in roerige tijden. Toch kunnen er talloze redenen zijn om van contact, zeker direct na een echtscheiding, even af te zien. Bijvoorbeeld wanneer het kind behoefte heeft aan rust en omgang met de grootouders voor de nodige emotionele belasting kan zorgen. Tevens kijkt de rechter naar praktische zaken. Als het kind na de scheiding samen met de verzorgende ouder honderden kilometers verderop woont, kan dat al een belemmering vormen. Ten slotte zal een kind ouder dan twaalf jaar in de regel zelf ook een belangrijke stem hebben in een omgangsregeling met opa en oma.

    Om al deze rompslomp te voorkomen, verdient het van harte de aanbeveling om reeds voor de scheiding een omgangsregeling met grootouders op te nemen in het ouderschapsplan. Daarmee ontstaat er voor alle partijen duidelijkheid.

    Onze advocaten kunnen u daarbij helpen. Neem vrijblijvend contact met ons op, indien u hierover meer informatie wenst.

  • Echtscheiding misverstanden over rechten, plichten en de procedure

    Echtscheiding misverstanden over rechten, plichten en de procedure

    Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft berekend dat ongeveer een derde van alle huwelijken in Nederland eindigt in een echtscheiding. Dit maakt het des te belangrijker om te weten wat je rechten en plichten zijn als je geconfronteerd wordt met een echtscheiding. Daarover blijken in de praktijk nogal wat misverstanden te bestaan. Hieronder worden acht van deze misverstanden besproken.

    1. Minderjarige kinderen en echtscheiding? Ouderschapsplan opstellen!

    Als gevolg van het feit dat ongeveer een op de drie huwelijken in Nederland eindigt in een echtscheiding, worden logischerwijze veel kinderen geraakt door een echtscheiding. Indien ouders van minderjarige kinderen willen gaan scheiden, zijn zij in beginsel verplicht om ten overstaan van de rechter een ouderschapsplan te overleggen. In het ouderschapsplan dienen de ouders afspraken vast te leggen omtrent hun kind(eren). Van de verplichting tot het overleggen van een ouderschapsplan kan worden afgeweken, bijvoorbeeld wanneer het voor de ouders redelijkerwijs niet mogelijk is om een ouderschapsplan te overleggen. De rechter zal in deze uitzonderlijke gevallen de echtscheiding uitspreken zonder een ouderschapsplan. Wanneer partijen geen ouderschapsplan hebben overgelegd, terwijl dit voor hen redelijkerwijs niet onmogelijk was, zal de rechter de ouders vragen alsnog een ouderschapsplan op te stellen, dan wel zal hij hiertoe zelf overgaan. Als uitgangspunt geldt namelijk dat, indien dit niet redelijkerwijs onmogelijk is, afspraken omtrent de kinderen moeten worden vastgelegd.

    2. Let op! Alimentatieafspraken kunnen worden gewijzigd!

    Bij een echtscheiding kunnen zowel ten behoeve van de partner als ten behoeve van het kind/de kinderen afspraken worden gemaakt over de alimentatie voor kinderen/of partner. Deze afspraken staan echter niet vast: zij kunnen na echtscheiding op verzoek van een van de partners worden gewijzigd. De rechter kan de alimentatieafspraken vervolgens gewijzigd vaststellen, bijvoorbeeld omdat een van de partners beduidend minder is gaan verdienen. De rechter heeft deze bevoegdheid altijd, ongeacht de afspraken die partijen hieromtrent ten tijde van de echtscheiding hebben gemaakt. Zelfs wanneer partijen zijn overeengekomen dat de alimentatieafspraken niet gewijzigd kunnen worden, kan de rechter na echtscheiding op verzoek van een van de partners alsnog tot wijziging van de alimentatieafspraken overgaan. In dat geval dient de ex-partner die de wijziging verzoekt wel aan te tonen dat er sprake is van zo’n ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat hij/zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het niet-wijzigingsbeding mag worden gehouden (zie hieromtrent o.a. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 28 januari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:261).

    3. Na echtscheiding een levenslang recht op partneralimentatie? Nee!

    Wanneer partners heden ten dagen gaan scheiden, bestaat er geen levenslang recht op partneralimentatie. De partneralimentatieverplichting is in de Wet Limitering Alimentatie beperkt tot maximaal twaalf jaar. Deze termijn wordt verkort in het geval dat het huwelijk van partijen minder dan vijf jaar heeft geduurd en partijen geen minderjarige kinderen hebben. In dat geval wordt de partneralimentatieverplichting in beginsel gelijkgesteld met de duur van het huwelijk. Voor echtscheidingen die vóór 1 juli 1994 zijn uitgesproken, bestaat geen maximum termijn voor wat betreft de partneralimentatieverplichting. Zijn partijen hieromtrent destijds geen termijn overeengekomen, dan geldt de partneralimentatieverplichting in beginsel levenslang.

    4. Voorhuwelijkse schulden: wel of niet mijn pakkie-an?

    Wanneer mensen gaan trouwen en er geen huwelijkse voorwaarden worden opgesteld, komt er een algehele gemeenschap van goederen tot stand. Onder deze gemeenschap vallen zowel alle goederen als alle schulden van de echtgenoten. Daaronder vallen aldus ook de zogenoemde voorhuwelijkse schulden die voor het huwelijk zijn aangegaan. Deze schulden dienen gedurende het huwelijk door de echtgenoten tezamen te worden gedragen. Bij een echtscheiding vindt een ontbinding van de gemeenschap plaats. In dat kader is ieder van de echtgenoten gehouden om bij te dragen in de helft van de schulden, waaronder mede begrepen de voorhuwelijkse schuld van één van hen. Dit kan anders zijn, indien er sprake is van een voorhuwelijkse schuld die aan één van de echtelieden is verknocht. Indien verknochtheid wordt aangenomen, kan de voorhuwelijkse schuld worden toebedeeld aan één van de partners. Opmerking verdient dat verknochtheid slechts in uitzonderlijke gevallen door de rechter zal worden aangenomen. Uitgangspunt blijft derhalve dat ieder van de voormalige partners gehouden is om voor de helft bij te dragen in een voorhuwelijkse schuld.

    5. Na echtscheiding verplicht tot voeren van meisjesnaam? Nee!

    Na echtscheiding zijn partners niet verplicht om hun oorspronkelijke achternaam te gebruiken. De vrouw mag, zonder dat zij daartoe toestemming moet verkrijgen van haar ex-partner, diens achternaam blijven gebruiken. De rechter kan op dit wettelijk recht een uitzondering maken wanneer de ex-partner verzoekt te verbieden dat zijn ex-partner zijn achternaam mag gebruiken.

    6. De rechter heeft de echtscheiding uitgesproken, dus we zijn definitief gescheiden. Nee!

    De echtscheiding is pas definitief zodra de echtscheidingsbeschikking van de rechter is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

    7. Zodra het echtscheidingsverzoek is ingediend, zijn we geen fiscale partners meer. Jawel!

    De indiening van een echtscheidingsverzoek is niet voldoende om een einde te maken aan het fiscale partnerschap. Staan partners ondanks de indiening van een echtscheidingsverzoekschrift nog ingeschreven op hetzelfde adres, dan zijn zij nog steeds fiscale partners van elkaar. Laat één van de partners zich uitschrijven op het adres en is het echtscheidingsverzoekschrift ingediend, dan zijn partijen vanaf dat moment geen fiscale partners meer van elkaar. Vanaf dat moment is het voor de partners mogelijk om op hun eigen inkomen toeslagen aan te vragen.

    8. Als ik bij scheiding uit de woningvertrek, heb ik geen recht meer op hypotheekrenteaftrek. Jawel!

    Hypotheekrente is in beginsel niet meer aftrekbaar voor de partner die de voormalige gezamenlijke woning heeft verlaten. Daarbij is het begrip “duurzaam gescheiden leven” doorslaggevend. Het einde van het fiscale partnerschap tussen partners is hierbij aldus niet van belang. Zodra een partner de voormalige gezamenlijke woning niet meer als hoofdverblijf heeft, kan hij/zij de hypotheekrente in beginsel ook niet meer aftrekken. De Belastingdienst heeft hierop een uitzondering gemaakt. De partner die de woning heeft verlaten mag maximaal twee jaar gebruik maken van de zogenoemde “eigen woningregeling”. Deze regeling houdt in dat de vertrokken partner gedurende maximaal twee jaar de hypotheekrente mag aftrekken. Voorwaarde daarvoor is dat de hypotheekrente wordt voldaan. De hoogte van de hypotheekrenteaftrek is afhankelijk van het eigen aandeel van de partner in de woning en de eigenwoningschuld.

    Contact

  • 10.000 euro van werkgever vergokt, toch geen ontslag op staande voet

    10.000 euro van werkgever vergokt, toch geen ontslag op staande voet

    Een werknemer vergokt via de mobiele telefoon van zijn werkgever ruim 10.000 euro in twee weken. Hij moet het geld terugbetalen, maar het is geen reden voor ontslag op staande voet, oordeelt de rechter.

    Een werknemer die in het verleden al eens is behandeld voor een gokverslaving, meldt zich op 8 november 2013 bij zijn werkgever. Hij heeft met de mobiele telefoon van het werk gegokt en daarmee forse telefoonkosten veroorzaakt. Op 18 november meldt hij zich ziek: hij heeft zich laten opnemen in een verslavingskliniek. In de tussentijd heeft hij nog een kleine 10.000 keer het goknummer gebeld en daarmee ruim 11.000 euro aan kosten veroorzaakt. Daartegenover heeft hij 5.000 euro gewonnen en dat maakt de schadepost 6.000 euro. Dit meldt hij schriftelijk bij zijn werkgever. Hij geeft ook aan dat inhouding op het salaris bij een hoog bedrag als dit niet werkt en dat hij het bedrag in een een aantal termijnen zal terugbetalen. Hij biedt ook zijn excuses aan voor het geschonden vertrouwen.

    Ontslag op staande voet

    De werkgever schorst de werknemer voor twee weken en schort vanaf 1 november de loonbetaling op. Eind december 2013 onderhandelen ze – zonder resultaat – over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Op 14 januari 2014 verklaart de bedrijfsarts dat de werknemer voor 32 uur per week arbeidsgeschikt is. Op 15 januari ontslaat de werkgever de werknemer alsnog op staande voet.

    Een verzekeringsarts oordeelt in een deskundigenoordeel van 4 februari dat de werknemer per 14 januari arbeidsongeschikt was en een intensieve behandeling nodig heeft voor zijn gokverslaving.

    Bij de rechter

    In een ontbindingsprocedure is de arbeidsovereenkomst voor zover die nog bestond ontbonden per 10 maart 2014. In dit kort geding vraagt de werknemer om wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn salaris. De werkgever vraagt om de werknemer te veroordelen tot het terugbetalen van de telefoonkosten en het betalen van een gefixeerde schadevergoeding. Het gebruik van de telefoon van de werkgever voor het gokken was een onrechtmatige daad en de werknemer is aansprakelijk voor de schade. Daarnaast is de werknemer schadeplichtig omdat hij de werkgever een dringende reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet.

    Het oordeel

    De rechter stelt vast dat het oneigenlijke gebruik van de telefoon inderdaad een onrechtmatige daad is. Die schade kan ook aan de werknemer worden toegerekend, ook al hebben de handelingen onder invloed van de gokverslaving plaatsgevonden. De werknemer moet de vergokte bedragen terugbetalen.

    Ontslag: gedrag niet verwijtbaar

    Voor wat betreft het ontslag op staande voet valt het oordeel anders uit. De werknemer was zodanig onder invloed van zijn verslaving dat het gedrag hem niet verweten kan worden. Dit oordeel wordt ondersteund door het oordeel van de verzekeringsarts over de arbeidsongeschiktheid en de behandeling voor de verslaving.

    Ontslag niet onverwijld

    Het ontslag is ook niet onverwijld gegeven. De werkgever gaf aan eerst te hebben gewacht op de factuur waarmee de definitieve omvang van de schade kon worden vastgesteld. De rechter vindt dat een brief van de telefoonprovider voldoende inzicht gaf in de schade. Het ontslag op staande voet wordt niet rechtsgeldig geacht.

    De werknemer wordt veroordeeld tot het terugbetalen van ruim 11.000 euro aan kosten, onder aftrek van het niet-uitbetaalde loon over de periode van 1 november 2013 tot 10 maart 2014.

    Contact