Categorie: Arbeid & Uitkering

  • Belastingdienst rekent af met lekke VAR, maar er is kritiek

    Belastingdienst rekent af met lekke VAR, maar er is kritiek

    Iedere ZZP’er kent de VAR (voluit: Verklaring Arbeidsrelatie) wel: een schriftelijk bewijs, verstrekt door de Belastingdienst, waaruit blijkt dat u als zelfstandig ondernemer werkzaam bent. Ideaal voor een opdrachtgever. De schijn van een dienstbetrekking – en daaruit voortvloeiende rechten – wordt immers vermeden. Met ingang van 1 mei is de VAR-verklaring afgeschaft. En niet iedereen is daar blij mee. Wat verandert er precies?

    De VAR-verklaring is zo lek als een mandje. Althans, dat vindt de Belastingdienst. Iedere ZZP’er kon een dergelijke verklaring aanvragen en daarmee de schijn ophouden volledig zelfstandig en onafhankelijk te werken. Zelfs als hij of zij werkte voor één opdrachtgever en feitelijk niets anders deed dan een andere medewerker die in loondienst is. Ideaal voor een werkgever: op die manier was het mogelijk om een werkkracht aan te nemen, zonder dat deze de bescherming van een reguliere werknemer geniet.

    De VAR-verklaring als de perfecte vrijwaring

    Om daar een halt aan te roepen, gelden met ingang van deze maand de modelovereenkomsten. Deze overeenkomsten worden per sector opgesteld en zijn te vinden op de website van de Belastingdienst. Zelfstandigen en bedrijven kunnen de overeenkomsten downloaden, invullen en gebruiken. Een opdrachtgever mag ook voor al haar opdrachtnemers één modelovereenkomst naar eigen inzicht opstellen, de Belastingdienst moet deze dan wel eerst goedkeuren.

    Groot verschil met de VAR-verklaring is de aansprakelijkheid. Voorheen werd de opdrachtnemer aansprakelijk gesteld wanneer er sprake was van een schijndienstverband. Dat resulteerde soms in forse boetes en naheffingen. Onrechtvaardig, aldus de Belastingdienst en de Tweede Kamer. In de nieuwe regeling zijn daarom voortaan zowel de opdrachtnemer als de opdrachtgever aansprakelijk. En daar wringt de schoen, vinden vakbonden voor ZZP’ers. Want het mag dan wel een nobel streven zijn, het effect is averechts. Zij vrezen dat opdrachtgevers de rechten van zelfstandigen nog meer aan banden leggen, zodat iedere schijn van dienstbetrekking wordt tegengegaan. Mochten veel zelfstandigen bijvoorbeeld voorheen op de werkplek van de opdrachtgever hun werkzaamheden uitvoeren, als gevolg van de nieuwe regelgeving is dat een stuk minder vanzelfsprekend geworden. Hetzelfde geldt voor het gebruik van materialen en hulpmiddelen die in eigendom toebehoren aan de opdrachtgever. Kortom, het wordt er voor de gemiddelde ZZP’er niet gemakkelijker op gemaakt.

    Wat mag wel, wat mag niet?

    Er bestaat veel onduidelijkheid, de praktijk moet het leren. De aankomende tijd wordt het voor zowel de opdrachtgever als opdrachtnemer aftasten. De Belastingdienst hanteert een overgangsregeling en zal tot 1 mei 2017 weliswaar toezien op de nieuwe regels, maar nog geen boetes opleggen.

    Bent u ZZP’er of maakt u als opdrachtgever gebruik van zelfstandigen en heeft u vragen over de nieuwe regelgeving? Wij kunnen u verder helpen. U kunt vrijblijvend contact opnemen met mr. Petra van Enckevort voor een afspraak.

    Contact

  • Ontslag op staande voet: weg baan, weg uitkering

    Ontslag op staande voet: weg baan, weg uitkering

    De vakkenvuller die een rol drop in zijn broekzak stopt, de heftruckchauffeur die met een borrel teveel op achter het stuur klimt, de barman die structureel een half uur te laat op het werk komt: allemaal zouden ze op staande voet ontslagen kunnen worden. Het is zonder meer de meest vervelende vorm van ontslag, de werknemer verliest behalve zijn baan ook in een klap alle uitkeringsrechten. Geen wonder dus dat een ontslag op staande voet bijna altijd wordt aangevochten.

    Wanneer mag een baas zijn werknemer op staande voet – dus met directe ingang – ontslaan? De artikelen 7:677 tot en met 6:679 van het Burgerlijk Wetboek geven aanknopingspunten. Belangrijkste grondslag: er moet sprake zijn van een dringende reden. Een vrije algemene term, die in de loop der jaren in de rechtspraak verder is uitgekristalliseerd. Inmiddels gelden er zeven gangbare ‘dringende redenen’, te zien in onderstaande lijst. Let op, dit is geen uitputtende lijst!

    1. De werknemer is voortdurend dronken op het werk.
    2. De werknemer pleegt diefstal of een ander misdrijf jegens de werkgever.
    3. De werknemer is gewelddadig op het werk.
    4. De werknemer pleegt (een poging tot) ontucht op het werk.
    5. Er is sprake van een roekeloze gevaarzetting door de werknemer waarmee eigendommen of mensenlevens in gevaar worden gebracht.
    6. De werknemer weigert hardnekkig om redelijke opdrachten van de werkgever uit te voeren.
    7. De werknemer blijkt de benodigde diploma’s niet te hebben, of heeft fraude of valsheid in geschrifte gepleegd om in dienst te worden genomen.

    Wanneer een werkgever meent dat er een dringende reden voor ontslag bestaat, moet hij deze onmiddellijk mededelen aan de werknemer. Dat is een harde eis: wanneer een baas ziet hoe iemand van het personeel een greep in de kas doet, kan hij deze niet pas een week later op staande voet ontslaan. Ongeacht dat de grondslag er evident wél is. Met dit vereiste hoopt de wetgever onnodige onzekerheid en onduidelijkheid bij personeel te voorkomen.

    Een ontslag op staande voet is behoorlijk ingrijpend. Niet alleen verliest een werknemer van de een op de andere dag zijn baan, ook komen alle opgebouwde WW-rechten te vervallen. Wat resteert is een beroep op een bijstandsuitkering, die vaak ook nog eens gepaard gaat met een strafmaatregel. Het verdient dus de aanbeveling om direct na een ontslag op staande voet – en ieder geval binnen de wettelijke termijn van twee maanden – actie te ondernemen. Zelfs als een terugkeer naar de voormalige werkgever niet langer tot de mogelijkheden behoort, zijn juridische stappen vaak zinvol. Zo is het in veel gevallen mogelijk om met de voormalig werkgever tot een beëindigingsovereenkomst te komen, ter vervanging voor het ontslag op staande voet. Groot voordeel hiervan is dat het UWV niet langer uitgaat van verwijtbare werkloosheid, waarmee alsnog een recht op een WW-uitkering bestaat.

    Bent u op staande voet ontslagen? Neem dan contact met ons op, wij helpen u graag verder.

    Contact

  • 10.000 euro van werkgever vergokt, toch geen ontslag op staande voet

    10.000 euro van werkgever vergokt, toch geen ontslag op staande voet

    Een werknemer vergokt via de mobiele telefoon van zijn werkgever ruim 10.000 euro in twee weken. Hij moet het geld terugbetalen, maar het is geen reden voor ontslag op staande voet, oordeelt de rechter.

    Een werknemer die in het verleden al eens is behandeld voor een gokverslaving, meldt zich op 8 november 2013 bij zijn werkgever. Hij heeft met de mobiele telefoon van het werk gegokt en daarmee forse telefoonkosten veroorzaakt. Op 18 november meldt hij zich ziek: hij heeft zich laten opnemen in een verslavingskliniek. In de tussentijd heeft hij nog een kleine 10.000 keer het goknummer gebeld en daarmee ruim 11.000 euro aan kosten veroorzaakt. Daartegenover heeft hij 5.000 euro gewonnen en dat maakt de schadepost 6.000 euro. Dit meldt hij schriftelijk bij zijn werkgever. Hij geeft ook aan dat inhouding op het salaris bij een hoog bedrag als dit niet werkt en dat hij het bedrag in een een aantal termijnen zal terugbetalen. Hij biedt ook zijn excuses aan voor het geschonden vertrouwen.

    Ontslag op staande voet

    De werkgever schorst de werknemer voor twee weken en schort vanaf 1 november de loonbetaling op. Eind december 2013 onderhandelen ze – zonder resultaat – over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Op 14 januari 2014 verklaart de bedrijfsarts dat de werknemer voor 32 uur per week arbeidsgeschikt is. Op 15 januari ontslaat de werkgever de werknemer alsnog op staande voet.

    Een verzekeringsarts oordeelt in een deskundigenoordeel van 4 februari dat de werknemer per 14 januari arbeidsongeschikt was en een intensieve behandeling nodig heeft voor zijn gokverslaving.

    Bij de rechter

    In een ontbindingsprocedure is de arbeidsovereenkomst voor zover die nog bestond ontbonden per 10 maart 2014. In dit kort geding vraagt de werknemer om wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn salaris. De werkgever vraagt om de werknemer te veroordelen tot het terugbetalen van de telefoonkosten en het betalen van een gefixeerde schadevergoeding. Het gebruik van de telefoon van de werkgever voor het gokken was een onrechtmatige daad en de werknemer is aansprakelijk voor de schade. Daarnaast is de werknemer schadeplichtig omdat hij de werkgever een dringende reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet.

    Het oordeel

    De rechter stelt vast dat het oneigenlijke gebruik van de telefoon inderdaad een onrechtmatige daad is. Die schade kan ook aan de werknemer worden toegerekend, ook al hebben de handelingen onder invloed van de gokverslaving plaatsgevonden. De werknemer moet de vergokte bedragen terugbetalen.

    Ontslag: gedrag niet verwijtbaar

    Voor wat betreft het ontslag op staande voet valt het oordeel anders uit. De werknemer was zodanig onder invloed van zijn verslaving dat het gedrag hem niet verweten kan worden. Dit oordeel wordt ondersteund door het oordeel van de verzekeringsarts over de arbeidsongeschiktheid en de behandeling voor de verslaving.

    Ontslag niet onverwijld

    Het ontslag is ook niet onverwijld gegeven. De werkgever gaf aan eerst te hebben gewacht op de factuur waarmee de definitieve omvang van de schade kon worden vastgesteld. De rechter vindt dat een brief van de telefoonprovider voldoende inzicht gaf in de schade. Het ontslag op staande voet wordt niet rechtsgeldig geacht.

    De werknemer wordt veroordeeld tot het terugbetalen van ruim 11.000 euro aan kosten, onder aftrek van het niet-uitbetaalde loon over de periode van 1 november 2013 tot 10 maart 2014.

    Contact

  • Minister Asscher treft overgangsregeling voor de transitievergoeding

    Minister Asscher treft overgangsregeling voor de transitievergoeding

    Er komt een overgangsregeling voor de transitievergoeding om te voorkomen dat tijdelijke werknemers, zoals seizoenswerkers in de horeca, recreatie en tuinbouwsector niet opnieuw ingehuurd worden en werkgevers met andere tijdelijke werknemers aan de slag gaan. Vanaf 1 juli 2015 hebben tijdelijke werknemers recht op een transitievergoeding als na ten minste twee jaar de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd door de werkgever. De hoogte daarvan wordt in het oorspronkelijke voorstel bepaald door de gewerkte periodes van voor 1 juli 2015.

    Door de overgangsregeling telt straks alleen nog het arbeidsverleden van tijdelijke krachten vanaf 1 juli 2012 – met een onderbreking korter dan zes maanden – mee voor de transitievergoeding. Zo wordt voorkomen dat werkgevers door de opbouw van de transitievergoeding werknemers niet meer aannemen. Tijdelijke arbeidsovereenkomsten van voor 1 juli 2012 tellen alleen mee met een onderbreking van ten hoogste drie maanden. Dat sluit aan ook bij het overgangsrecht voor de ketenbepaling.

    Het belang

    Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schrijft dat vandaag in een brief aan de Tweede Kamer. Asscher vindt het in deze gevallen belangrijk dat werknemers hun werk kunnen houden in plaats van dat ze aan de kant komen te staan, vaak ook nog zonder vergoeding.

    De transitievergoeding

    Verder wordt geregeld dat de transitievergoeding niet direct betaald hoeft te worden als de werkgever de werknemer de garantie biedt dat hij of zij binnen zes maanden weer aan de slag kan. Hiermee wordt voorkomen dat een werkgever na 1 juli 2015 meteen na afloop van een tijdelijk contract een transitievergoeding verschuldigd zal zijn.

    Als een tijdelijke werknemer binnen maximaal zes maanden na het aflopen van zijn tijdelijk contract een vast contract krijgt dat ingaat op of na 1 juli 2015, telt ook de periode tussen 1 juli 2012 en 1 juli 2015 alleen mee als tijdelijke arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met een periode van maximaal drie maanden. In ruil daarvoor krijgt de werknemer dan de zekerheid van een vast contract.

    De vergoeding

    De vergoeding bedraagt in de eerste tien jaar een derde maandsalaris per dienstjaar en daarna een half maandsalaris per dienstjaar. De vergoeding is bedoeld voor scholing en/of om over te stappen naar een ander werk. De transitievergoeding is onderdeel van de WWZ en met werkgevers en vakbonden afgesproken in het sociaal akkoord van april 2013. Afgelopen jaar is de WWZ door de Tweede en Eerste Kamer aanvaard.

    Contact